Als ik wil kan ik duiken ...
In 1993 maakte Suzette Wyers de documentaire Het Apeldoornsche Bosch. In de documentaire verwerkte zij een aantal brieven uit de correspondentie tussen Claartje van Aals vanuit Het Apeldoornsche Bosch en haar beste vriendin Aagje Kaagman in Utrecht. De meeste brieven bleven echter ongebruikt. Zonde en jammer, zo meende Wyers. Ze besloot daarom om op basis van de volledige briefwisseling het boek Als ik wil kan ik duiken …te schrijven.
De achttienjarige Claartje van Aals werkt tot 21 november1940 bij de Nederlandse Spoorwegen. Op die datum worden alle Joodse medewerkers in overheids- en semioverheidsdienst ontslagen. Claartje vindt werk in Het Apeldoornsche Bosch. Na een inwerkperiode gaat ze aan de slag in paviljoen Hannah waar de rijkere dames wonen die “een beetje de kolder hebben”, zoals Claartje dat noemt.
Claartje is pas 18 jaar oud en een van de vele jonge mensen die in de instelling aan de Zutphensestraat komen werken en wonen. Velen zijn voor het eerst weg van huis en voelen zich, ondanks de bezetting, vrij in de instelling die zich lijkt te onttrekken aan de zorgelijke ontwikkelingen elders in het land. In Het Apeldoornsche Bosch worden vriendschappen gesloten en worden mensen verliefd. Claartje valt als een blok voor de stoker Arno. Via openhartige brieven houdt ze haar vriendin Aagje in Utrecht op de hoogte.
In september 1941 schrijft ze: “Lieve Aag, vandaag naar een lezing geweest met lichtbeelden.[..] Arno zat naast me en we hebben hand in hand gezeten. Knus hè? Hij kan zoenen, Aag, ik bibber er gewoon van. Hij zegt dat ik absoluut niet zoenen kan en nu krijg ik zoenles…”
Ondertussen komt Claartje te werken in Paviljoen G waarde moeilijkste vrouwelijke patiënten worden verpleegd. Vrouwen die bij het minste of geringste overstuur raakten en continu zorg nodig hebben. Maar ook inde veilige cocon die Het Apeldoornsche Bosch lijkt, dringen de signalen vanbuiten steeds meer door.
Op 15 september 1942 schrijft Claartje: “Het is hier extreem druk, bendes nieuwe patiënten. We zitten op het ogenblik zo ontzettend in de rotzooi. Daar heb je werkelijk geen idee van. Volgens de berichten moet iedereen bijna naar Polen. Mijn zusje en haar man zijn ook weg en ik weet helemaal niet waar ze zijn. Mijn zusje haar schoonmoeder heeft zich een poosje geleden verdronken. Bijna al mijn familie is weg. Uit Utrecht moeten alle Joden weg. Het is werkelijk verschrikkelijk. Arno is de enige die ik nog over heb. Voor hoe lang?”
En op 11 november: “Ik heb niets anders dan beroerde dingen te schrijven. Iedereen zit in Westerbork of in Duitsland of in Polen. Ik denk dat we hier zo langzamerhand ook wel weg moeten. Degenen die naar Duitsland doorgestuurd worden daar hoor je niks meer van.”
24 december: “Ik heb een rugzak gekocht voor het geval ik naar Polen moet. Liefst vijfentwintig piek. Arno heeft het me voorgeschoten. Ik heb twee nachten niet kunnen schrijven want het was verschrikkelijk onrustig op zaal. Het ene knokpartijtje na het andere.”
Op 21 januari schrijft Claartje haar laatste brief aan Aagje: “Lieve Aag, Meiske schrik niet, maar vandaag gaan we foetsie. Waarheen weten we nog niet en wat er met die mensen gebeurt weten we ook niet. Het is een en al chaos. Ik zit op de gang te schrijven en ben idioot kalm. […] Agie, alles moet ik achterlaten, alleen het hoogstnoodzakelijke kan ik meenemen. Wat zal er van ons worden? Het is net of ik dronken ben. Als ik wil kan ik duiken, maar ik voel me verplicht om met de mensen mee te gaan, want daar gaat je hart toch ook wel naar uit. En als ik Arno niet meer heb dan kan de rest me toch niet meer schelen. Agie, ik schei er uit.”
Deze laatste brief is later door een inwoner van Apeldoorn gevonden en gepost.
Claartje bleef na de ontruiming van 21 op 22 januari 1943 achter met de rest van het personeel. Dat werd, samen met de laatste Joodse inwoners van Apeldoorn, afgevoerd naar Westerbork, vanwaar ze vrijwel allemaal gedeporteerd werden naar Polen. Een klein aantal heeft de kampen overleefd. Claartje hoorde daar niet bij.
Claartje van Aals. Utrecht, 16 september 1922 - Auschwitz, 5 februari 1943
Bronnen
Wyers, Suzette, Als ik wil kan ik duiken... brieven van Claartje van Aals (Uitgeverij Thomas Rap Amsterdam 1995), ISBN 9789060054758, paperback, 113 pagina's
Wyers, Suzette, Het Apeldoornsche Bosch TV documentaire RVU 1993